Wandeling langs de bezienswaardigheden

De renaissancestad

De stad en tevens vesting Jülich moest in 1547 na een grote stadsbrand praktisch weer geheel opgebouwd worden; bijna alleen de huizen in de Kleine Rurstraße waren gespaard gebleven. Daardoor kon de Italiaanse bouwmeester Alessandro Pasqualini, een sinds 1530 in de Nederlanden op militair en civiel gebied als voortreffelijk bekend staand bouwkundige, in opdracht van hertog Willem V zijn ideeën over een perfecte stad en renaissancevesting verwezenlijken: rechte, brede straten corresponderend met de vijfhoek die ze insluit, waarvan de vijfde hoek de citadel vormt (tekening M. Merian, omstreeks 1630). Deze (vanuit de lucht het gemakkelykst te herkennen) opbouw is tot op de huidige dag, wat de wezenlijke kenmerken betreft, bewaard gebleven.

Door Jülich liepen al veel eerder straten: de huidige Römerstraße en de lage Kleine Rurstraße (die net zo lopen als een gedeelte van de Romeinse hoofdweg) evenals de boog die de middeleeuwse Raderstraße en Kapuzinerstraße om het voormalige laat-Romeinse castellum Juliacum beschrijven. In het midden bevond zich het middeleeuwse marktplein.

(1) De markt met het oude raadhuis

Binnen het voormalige Romeinse castellum begon Pasqualini vanaf 1546 met het ontwerp en de aanleg van een nieuw marktplein, dat een representatief middelpunt moest worden. De Romeinse hoofdweg Keulen - Jülich - Maastricht - Boulogne-sur-Mer liep in de eerste eeuw n. Chr. vanuit de richting van de huidige Römerstraße schuin over het marktplein, maar lag 3 m dieper dan het tegenwoordige marktplein, waarop nu het verloop van de Romeinse hoofdweg met grijze stroken van natuursteen is gemarkeerd. Ter hoogte van het oude raadhuis doorsneed deze hoofdweg een drassig gebied of een bedding van een beek en hij liep door onder de nu bestaande Kleine Rurstraße langs de Roerpoort (Hexenturm) richting de doorwaadbare plaats in de Roer. Op deze as ontstond op een bij hoog water droog blifvende, tot dicht aan de Roer reikende engte van het Roerdal, door uitleg van een Romeinse pleistenplaats vlak von het eind van de 1ste eeuw von Christas, de nederzetting (vicus) Juliacum. Een originele dwarsdoorsnede van de Romeinse hoofdweg, die tweeduizend jaar geschiedenis vertegenwoordigt, is te zien in het Museum vor Stedelijke Geschiedenis bij de Roerpoort.

Het oude raadhuis is in 1953 naar ontwerp van professor René von Schöfer uit Aken herbouwd op de plaats van het oorspronkelijke barokke gebouw, dat uit 1781 dateerde en in de oorlog verloren is gegaan. Sinds de gemeentelijke herstructurering van 1972 zijn hier nu nog maar een paar afdelingen van het stadsbestuur gehuisvest.

De hogere ligging van het marktplein ten opzichte van de meeste erop uitkomende straten valt te verklaren door de eeuwenlange ophoging van de bodem - op sommige plaatsen bijna 5 m - als gevolg van puin storten.

(2) De Propsteikirche

Restanten van Romeinse muren onder deze collegiale kerk evenals haar lengte-as, die parallel is aan de muur van het laat-Romeinse castellum, duiden op het eeuwenlange bestaan van een kerk op deze plaats. Ze werd waarschijnlijk tegen de muur van het castellum gebouwd, want op de restanten daarvan rusten nu (aan de Stiftsherrenstraße) de muren van het schip en de sacristie. Deze kerk was het centrum van het decanaat Jülich, dat in de 13de eeuw 71 parochies uit de omgeving van Jülich, Düren, Eschweiler, Geilenkirchen en Aken-Burtscheid omvatte. In het jaar 1147 riep de heilige Bernhard van Clairvaux voor deze kerk op tot deelname aan de tweede kruistocht. Jarenlang gaven ridders uit Jülich gehoor aan deze oproep om naar het Heilige Land te gaan; zo stierf graaf Willem III van Gulik in 1219 in Egypte.

Het romaanse portaal en de onderste bouwlagen van de toren stammen uit de 12de eeuw; de rest moest gezien de in de oorlog opgelopen schade nieuw opgebouwd worden. Naast de linker zij-ingang is de smalle kant van een ingemetseld Romeins wij-altaar te zien, met daarop een hoorn des overvloeds met een pijnappel, vruchten en een bloem.

(3) Het laat-Romeinse castellum

De zuidoostelijke kant van de collegiale kerk (Propsteikirche) geeft vandaag de dag nog aan waar ooit de laat-Romeinse castellummuur heeft gelopen, die het gebied rond het huidige kerk- en marktplein omgaf. Deze 12 à 14 torens tellende muur vormde een regelmatige veelhoek met een doorsnede van ongeveer 140 m. Het grijze natuurstenen plaveisel dwars door de Marktstraße, Kleine Rurstraße, Düsseldorfer Straße en Kölnstraße geeft de ligging aan van de onder die straten bij opgravingen blootgelegde fundamenten van het castellum. De invallen die vanaf de 3de eeuw door de Germanen werden gedaan, maakten aan het begin van de 4de eeuw de bouw van het castellum noodzakelijk.

De noordwestelijke hoek van het castellum, dat tot ver in de middeleeuwen in gebruik bleef, lag waarschijnlijk in de nabijheid van een wat hoger gelegen punt (muur, heuveltje) in het gebied dat ingesloten is door de hoge Kleine Rurstraße en de Raderstraße. Daar heeft ook de eerste burcht van de graven van Jülich gestaan; deze werd in 1278 verwoest.

Een Romeinse "askist" (voor urnen, (a) vindplaats Kirchberg) respectievelijk een met een meandrisch fries versierde steen (b) uit de Romeinse tijd (vindplaats gedeelte castellummuur Marktstraße) zijn op de Schloßplatz respectievelijk aan de Bahnhofstraße te zien.

(4), (5) Zwanenvijver, 't nieuwe raadhuis

Buiten de vroegere vestinggordel ligt de zwanenvijver (Schwanenteich), ooit visvijver en drenkplaats voor de paarden te midden van bleekveldjes. Aan de vijver staan het bankgebouw van de Kreissparkasse en het nieuwe raadhuis, dat in 1952 als zetel van het bestuur van het in 1972 opgeheven district Jülich verrees op de plaats van het verwoeste Pruisische Statengebouw (zetel gewestelijk bestuur). Na de gemeentelijke herstructurering verwierf de stad het gebouw en nu is het stadsbestuur hier gehuisvest.

Naast het nieuwe raadhuis bevinden zich nog gedeelten van het in 1860 opgeblazen stadsbastion St. Eleonora (c); de vijver daarvoor is een overblijfsel van de vroegere vestinggracht.

(6) Het bastion St. Jacobus

Dit is het enige nog gedeeltelijk bewaard gebleven bastion van Pasqualini's vesting dat toegankelijk is. Boven de grond zijn alleen nog een heuvel en wat zijmuren te zien, maar onder de grond zijn de kazematten nog helemaal intact. Er is nu een zaak in gevestigd, zodat de kazematten tijdens de openingsuren ervan toegankelijk zijn.

De vijfhoekige vesting had op vier hoeken zo'n bastion (de bastions waren door 8 m hoge en op sommige plaatsen wel 22 m brede, rechte vestingwallen met elkaar verbonden) en de vijfde hoek vormde de citadel. De andere bastions heetten St. Eleonora (c), St. Sebastiaan (d) en St. Franciscus (e). De buitenomtrek van de versterking is te herkennen aan de loop van de Post- en Bauhofstraße, Straße Am Aachener Tor, Schützenstraße en Schirmerstraße (overblijfsel van muren (f) by het St. Sebastianbastion plaats onduidelijk); bovendien is die buitenomtrek nog te herkennen aan de kuilen (h) (voormalige grachten) en verhogingen (i) (ooit aarden wallen) in het park bij de bocht in de beek Ellbach, evenals aan de loop van deze beek, waarmee, wanneer de stad werd aangevallen, het voorterrein onder water gezet (geïnundeerd) kon worden.

Van de kruitmolen uit de Pruisische tijd (g) (die voor de voormalige stadsmuur ter hoogte van de huidige Schirmerstraße stond) doen de restanten met hun tongewelven nu dienst als discotheek.

(7) De Aker poort

Dit overblijfsel van een van de poorten van de vesting met nog overeind staande walmuur (verbonden met het bastion St. Jacobus), waarvoor een gedeeltelijk gedempte, maar vroeger 4,5 m diepe en 30 m brede gracht is gelegen, werd in 1548 voltooid en is derhalve de eerste renaissance-stadspoort van het Rijnland. Alleen de buitenpoort staat nog overeind; de binnenpoort en het poorthuis zijn in 1860 afgebroken. Al het personen- en goederenverkeer moest tot dan toe gebruik maken van deze smalle poort.

(8) De Roerpoort

De Roerpoort (Hexenturm) is een stadspoort die tot 1547 dienst deed in de middeleeuwse stadsmuur. In het gebied ingesloten door de Poststraße en Stiftsherrenstraße (k) is ook nog een bewaard gebleven stuk ervan te zien. Deze stadsmuur werd aan het begin van de 14de eeuw gebouwd, nadat de Keulse aartsbisschop Siegfried Gulik in 1278 ingenomen en verwoest had, waarbij was gebleken dat de versterkingen ontoereikend waren - de dikte van de muren bedroeg namelijk hoogstens 2,30 m. De straat ligt nu 1 m hoger dan oorspronkelijk. Aan de noordelijke toren bevindt zich voor de aanzet van de hier 1,70 m dikke stadsmuur een uitbouw voor een privaat.

De Roerpoort had vier verdedigingslagen, waarbij inbegrepen het oorspronkelijk platte, van kantelen voorziene dak. De tegenwoordige vorm van het dak gaat terug tot de 17de eeuw. Na de afbraak van de stadsmuur aan het begin van de Nieuwe Tijd deed de Heksentoren (Hexenturm) dienst als gevangenis en folterkamer van de hoofdrechtbank en het strafgerechtshof van het hertogdom. Heksenprocessen zijn in Jülich buitengewoon weinig voorgekomen; al in 1563 bestreed Johannes Weyer, de lijfarts van de hertog, de in Europa wijdverbreide heksenwaan met zijn boek "De praestigiis daemonum", dat onmiddellijk op de index werd gezet.

In het buitenmetselwerk aan de stadskant zitten twee gespolieerde stenen die afkomstig zijn van Romeinse graven (eind eerste eeuw): een met begrafenismaal; de andere vertoont een fragment van een in toga geklede man (ter aanduiding van zijn Romeinse burgerrechten).

Het "Kulturhaus am Hexenturm" warvan de westgevel qua architectuur en valoop in de middeleeuise stadsmuur geïntegreerd is, herbergt het Museum von Stedelijke Geschiedenis met interessante permanente en tijdelijke exposities.

(9) Het bruggehoofd

Gezien het feit dat Jülich vanaf 1794 bezet was en vanaf 1801 Frans staatsgebied was, moest Jülich - als hoofdvesting aan de oostelijke grens van Frankrijk - wel aanmerkelijk worden versterkt: een bruggehoofd (gebouwd tussen 1799 en 1808) en het fort Napoleon op de hoogte van Mersch (begin bouwwerkzaamheden in 1804, maar nooit voltooid) moesten bescherming bieden tegen de grotere reikwijdte van het geschut. Keizer Napoleon I nam in 1804 en 1811 de bouwwerkzaamheden in ogenschouw en legde zelf de eerste steen op de hoogte van Mersch (aan de weg naar Düsseldorf).

Het kolossale bruggehoofd (bouwkosten destijds 1,66 miljoen frank) is 800 m lang (nu doorsneden door de weg naar Aken) en 300 m breed. Het kroonwerk omvat een stelsel van kazematten (met gids toegankelijk) en heeft - vooral in het zuidelijk bastion - daarop geplaatste bedekte geschutstanden. Het vrijstaande kruitmagazijn I is in 1806 gebouwd. Op de voorwal (m), die voor de nog water bevattende gracht ligt, groeien nu bomen. De buitengracht is nog slechts vaag te herkenne. Zowel de voorwal, de buitengracht, als het glacis (vestings voorterrein) maken nu deel uit van de Bruggehoofd-Zoo, waar overvegend inheemse diersoorten in een parkachtige omgeving ondergebracht zijn.

(10) De synagoge en de gedenkplaat, gedenkteken

De straatnaam "An der Synagoge" en een gedenkplaat in deze straat herinneren aan de synagoge van Jülich (gebouwd in 1862), die in 1938 door de nationaalsocialisten werd ontheiligd en in 1944 door oorlogsgeweld geheel werd verwoest. De oudste vermelding van een synagoge in Jülich stamt uit het jaar 1348 en de eerste aanwijzing dat er Joden in het gewest Jülich waren, is het zogenaamde "Jodenprivilege" dat koning Hendrik VII aan graaf Willem IV verleende. Dit privilege hield in dat de graaf toestemming had om bescherming te bieden aan Joden die daarvoor een aanzienlijk bedrag betaalden. In de straat "an der Aachener Straße" ligt nog een oude Joodse begraafplaats, die van 1816 tot 1941 in gebruik was (B).

De eerste bronnen voor de aanwezigheid van Joden in het gewest Jülich dateren uit 1237 en in de stad Jülich moeten in 1324 al Joden gewoond hebben. Eeuwenlang waren de Joden en het Jodendom een verrijking voor de cultuur en handel in het gewest en de stad, maar aan deze periode kwam een moorddadig einde toen de nazi's in het midden van de 20e eeuw begonnen met hun wreedheden. Joden werden vanwege hun geloof van al hun rechten beroofd, gepest, vervolgd, verdreven en gedeporteerd. Volgens de schrijvers van het boek "entrechtet – entwurzelt – ermordet" zijn bijna 370 van deze Joden vermoord.

Sinds 1996 herinnert de straatnaam "An der Synagoge" aan het Joodse gebedshuis, dat ooit het middelpunt van de Joodse gemeente was. En op het Propst-Bechte-Platz staat sinds 2001 een gedenkteken als een herinnering aan de vermoorde Joden van het gewest Jülich (tussen (B) en (N)).

(11) De protestantse kerk

Vanwege de ernstige schade die dit bouwwerk uit 1910 (neobarok en Jugendstil) in de oorlog had opgelopen, werd het in 1950 herbouwd. Van protestanten in de omgeving Jülich wordt voor het eerst in 1577 melding gemaakt; vanaf 1610 bestaat er een Lutherse en een gereformeerde gemeente. Nadat Jülich door Spaanse troepen bezet was, werd beide gemeenten hun bedehuis in 1628 afgenomen, pas door het Religie-akkord van 1677 kregen ze weer toestemming "buiten de stad" een kerk te bouwen. Het portaal van het kerkgebouw van 1745 fungeert nu als poort (n) naar het voormalige protestantse kerkhof aan de Linnicher Straße.

De slotvesting citadel

Gezien de toepassing van het vuurgeschut boden de middeleeuwse stadsmuren na 1500 niet meer voldoende bescherming. Met de nieuwe kanonnen konden namelijk gemakkelijk bressen in de zwakke, loodrechte muren geschoten worden, maar met zulke kanonnen kon men zich niet verdedigen, want ze namen te veel plaats in op de smalle stadsmuur. Bovendien kon door de convexe vorm van de muurringen de vijand moeilijk in de onmiddellijke nabijheid van de versterking worden beschoten. De oplossing was een ingenieus ontworpen velhoekige vesting met bastions en rechte wallen, die rondom volledig verdedigd kon worden, zonder "dode hoeken". Een dergelijke vesting is in Italië ontwikkeld, en werd in Duitsland voor het eerst in Jülich tot in de finesses gerealiseerd. In 1548 begon Alessandro Pasqualini onder hertog Willem V zowel met de aanleg van een sensationeel nieuwe verdedigingslinie als met de bouw van een slot voor de hertog, dat het begin en tevens het hoogtepunt is van de Italiaanse renaissancebouwkunst in het Rijnland.

Het wezenlijke kenmerk van vesting Jülich was de bijna vierkante citadel. Deze ligt in het noorden van de stad en het oppervlak ervan was toentertijd met zijn 9 hectare al groter dan de hele stad. De afstand tussen twee bastionpunten bedraagt 360-380 m, de waldikte 35-43 m en de breedte van de vestinggracht 33 m. De vestingmuur heeft een totale omtrek van 2,2 km en een hoogte van 12,5 m. De wallen en bastions omvatten een uitgebreid stelsel van kazematten en tunnels, die bij rondleidingen deels te bezichtigen zijn.

(12) De wal en de gracht

Vanuit de stad verkrijgt u toegang tot de citadel over de in 1993 modern, over de resten van de oude brugpijlers uitgevoerde "Pasqualini-brug" (o). Een blik naar links en rechts maakt de verdedigingsstrategie duidelijk: in de overdekte geschutemplacementen achter de naar binnen verlegde flanken van de bastions stonden kanonnen opgesteld, waarmee de vijand, zelfs als hij voor een naastgelegen bastion lag, onder vuur genomen kon worden. De gracht voor de wallen (courtines) en voor de bastions stond hoogstens vol met water tot aan het natuurstenen basement van de muur.

(13) - (16) De bastions

Met het geschut op de wallen en op de bastions zo groot als een voetbalveld werd de vijand al voor de grachten in het versterkte voorterrein bestookt.

Door begroeiing, herstelwerkzaamheden, gebruik als sportterrein en verbodsborden is het op het moment moeilijk en bijna onmogelijk de bastions te bezichtigen. Het bastion St. Johannes is in beginsel via een tunnel (poterne) naast het conciërgehuis te bereiken. Vanaf de hoogste verdedigingslaag heeft men uitzicht op de zuidelijke courtine en het naastgelegen bastion met zijn overdekte geschutemplacementen alsmede op de stad. In het midden van het bastion bevindt zich een voortreffelijk gerestaureerd kruitmagazijn uit de tijd van Napoleon. In de oorlog zijn twee zware bommen op het bastion gevallen, die in de kazematten, tot op het niveau van de gracht, insloegen. Eén trechter is blootgelegd, zodat de opbouw van de wallen te zien is. Een wandeling over de wal en over de bastions St. Salvator, Marianne en Wilhelmus (voor zoven toegankelijk) biedt ook mooie vergezichten.

(17) Het slot

  Op de binnenplaats van de citadel stond het uit vier vleugels bestaande slot van de hertog, waarvan de muren een lengte van 73 m hadden; het tegenwoordige schoolgebouw is op de kelders ervan gebouwd, die indrukwekkende tongewelven hebben (tijdens rondleidingen gedeeltelijk toegankelijk). De oostelijke vleugel met de vanuit kunsthistorisch oogpunt bijzonder waardevolle kapel en het gedeelte van de noordelijke vleugel tot aan de oorspronkelijke poort naar het binnenhof zijn geheel in stijl gerestaureerd. In de Tweede Wereldoorlog heeft het complex ernstig schade geleden; reeds eerder hadden grote veranderingen plaatsgevonden toen het complex een bestemming als kazerne kreeg (rond 1610). Zo verdween al snel het typische renaissance-element de loggia rondom het binnenhof terwijl in 1768 een brand aanleiding gaf tot de vernieuwing van de westelijke kapelgevel (Rococo).

(18) De slotkapel

 

De oostgevel met zijn renaissance-architectuur naar de Romeinse school van Rafaël heeft grotendeels het oorlogsgeweld doorstaan. Een uniek monument op kunsthistorisch en bouwkundig gebied is Pasqualini's specifieke, dubbele plaatsing van de zuilen in de bovenste laag van de absis, waarbij door plaatsing van een zuil in het midden het optisch effect wordt verkregen, dat aan de binnenkant vier en aan de buitenkant maar drie vensteropeningen waarneembaar zijn. Aan de westelijke kant van de kapel bevindt zich de galerij voor het hertogspaar, dat van de architectuur en de ornamenten aan de andere kant kon genieten.

Hertog Willem V bepaalde zijn houding ten aanzien van geloofsgeschillen overeenkomstig politieke doelen: tot 1570 nam hij deel aan het protestantse avondmaal; zijn dochters - maar geen van zijn zonen - liet hij in de nieuwe leer opvoeden en hij huwde ze uit aan protestantse vorsten (Philipp von Pfalz-Neuburg, de Pruisische Hertog Albrecht).

(19) De buitenwerken van de citadel

Tussen de Berliner Straße en de Düsseldorfer Straße is het originele profiel van de buitenwal bijna volledig bewaard gebleven (te bereiken via de noordelijke poort (p)). De Schulweg is de voormalige "bedekte weg" voor de buitengracht; op de aarden wal stonden eens palissaden.

De ontwikkelingen in de wapentechniek maakten al aan het eind van de 17de eeuw de aanleg van verdere buitenwerken noodzakelijk. Overblijfselen daarvan als het westelijk ravelijn respectievelijk de lunet A bevinden zich achter het gemeenschapscentrum (Stadthalle (q)) respectievelijk in het zogenaamde "Trommelwäldchen" (r). De lunetten B en C, die oostelijk daarvan liggen, werden in 1860/61 geëgaliseerd (daardoor ontstond het oefenterrein voor de artillerie van het Pruisische garnizoen); de vroegere grootte valt uit de loop van de Artilleriestraße af te leiden, (s) en (t).

(Verantwortlich für den Inhalt: Förderverein »FESTUNG ZITADELLE JÜLICH E.V.«, Märkische Str. 5, 52428 Jülich)

  • 18  Mär  2024

    Jülicher Frühjahrsputz war ein voller Erfolg!

    Nächste Aktion am 27. und 28.09.2024

    mehr
  • 18  Mär  2024

    Kulturrucksack

    Kreativprogramm für Kinder und Jugendliche in den Ferien

    mehr
  • 18  Mär  2024

    Neue Öffnungszeiten und freier Eintritt

    Sommeröffnungszeiten

    mehr
  • 15  Mär  2024

    „Poli-Tisch“ geht in die nächste Runde

    Vortrag zum Thema „Stadtentwicklung“

    mehr
  • 14  Mär  2024

    Alles Wissenswerte zum Gelenkersatz

    In der nächsten Jülicher Gesundheitsstunde geht es um die Endoprothetik

    mehr

Alle Nachrichten
Die Internetpräsenz Juelich.de verwendet Cookies. Weitere Information
OK